Dr. Londers

Heup- & Kniespecialist

Heup

Anatomie

ANATOMIE

Het heupgewricht bestaat uit de heupkom (acetabulum) en de heupkop (femurkop). De heupkom is onderdeel van het bekken en de heupkop maakt deel uit van het dijbeen (femur). De dijbeenkop is bedekt met een gladde laag zacht wit weefsel, het kraakbeen. Ook de heupkom is bedekt met kraakbeen. Dit kraakbeen is een gladde laag met daartussen gewrichtssmeer (synovia), waardoor de beenderen makkelijk en met een minimum aan wrijving over elkaar kunnen bewegen.

Aan de rand van de heupkom zit het labrum (te vergelijken met de meniscus in de knie). In normale toestand zit het labrum vast aan het kraakbeen (chondro-labrale junctie).

Gewrichtsbanden

Het heupkapsel (verstevigd met drie gewrichtsbanden) omsluit het hele gewricht. Aan de binnenzijde van het kaspel zit synovium (slijmvlies) , deze maakt de gewrichtsvloeistof aan die het kraakbeen smeert. Door deze vloeistof is er voeding voor het kraakbeen en minder wrijving in de heup.

Gewrichtsbanden van het  heupgewricht bestaan uit lagen sterk bindweefsel en zijn uitermate sterk.Het is hun taak om bewegingen te remmen, te sturen en de femurkop in de heupkom te houden.
Spieren en pezen

Rond het heupgewricht bevinden zich spieren die het bewegen van het gewricht mogelijk maken. De spier gaat over in peesweefsel waar er aanhechting is aan het bot. Het buigen van de heup wordt vooral mogelijk gemaakt door een zeer grote en sterke spier (de iliopsoas), die vanuit de lage rug via het bekken naar de binnenzijde van het bovenbeen loopt. De buiging wordt geholpen door de bovenbeenspieren (zoals de quadriceps). Deze loopt van de bekkenrand naar de knie en zorgt tevens voor een strekking van het kniegewricht. De beweging van het bovenbeen naar binnen wordt uitgevoerd door de adductoren. De beweging van de heup naar buiten (abductie) wordt ondersteund door de middelste bilspier (gluteus medius).

Slijmbeurs

De slijmbeurs is een holte met dunne wanden die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid, tussen pees en huid en tussen pees en een botstuk.

De belangrijkste slijmbeurs ter hoogte van het heupgewricht is de bursa trochanterica. Deze ligt tussen de grote bilspier en de buitenzijde van het dijbeen. Dit is het gedeelte waar men op ligt als men op de zijde ligt.